Sinds de oudheid al in cultuur in de landen rond de Middellandse Zee waar deze wintergroene boom tot circa 25 m hoogte uit kan groeien. Ook in het zuiden van Engeland komen grote exemplaren voor. In koudere gebieden groeit de iets vorstgevoelige Q. ilex uit tot grote struik of kleine boom, afhankelijk van de standplaats. De stam is aanvankelijk donkergrijs en glad, later ondiep gegroefd. Jonge twijgen zijn geelviltig. Oude takken buigen sterk door waardoor een brede ronde kroon ontstaat. Het leerachtige blad is scherp hulstachtig getand, bij oude exemplaren vaak gaafrandig. In een mild klimaat bloeit de boom zeer rijk met bleek goudgele katjes die mooi afsteken tegen het donkergroene loof. Q. ilex verlangt een beschutte standplaats, vooral jonge exemplaren zijn gevoelig voor vorst. Resistent tegen zeewind.